Strafrechtelijk verleden bij verzekeringsaanvraag

Als iemand een verzekering aanvraagt dan wil de verzekeraar de betrouwbaarheid van de potentiële klant kunnen inschatten om te bepalen of de verzekeraar deze aanvrager wel als klant wil accepteren. Daarvoor wordt bij een verzekeringsaanvraag gevraagd naar het strafrechtelijk verleden van de aanvrager (en van bekende derden wiens belangen ook door de aangevraagde verzekering moeten worden gedekt). De wet bepaalt in artikel 7:928 lid 5 BW dat de aanvrager alleen mededeling hoeft te doen over zijn strafrechtelijk verleden in de laatste acht jaren vóór de verzekeringsaanvraag. Verder hoeft de aanvrager slechts feiten omtrent zijn strafrechtelijk verleden te melden voor zover de verzekeraar daarover uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.

Schending van mededelingsplicht Verzekeringsrecht
mr. Berend van Buul
mr. B.R. (Berend) van Buul

Algemene vraag

Wat als de verzekeraar alleen in algemene termen naar het strafrechtelijk verleden heeft gevraagd? In de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 7 februari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:186) had de verzekeraar gevraagd “Is er sprake geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf”. Die vraag was door de aanvrager met ‘nee’ beantwoord en de verzekeringsaanvraag werd door de verzekeraar geaccepteerd.

Belastingfraude

Na een schademelding kwam de verzekeraar er achter dat er wél sprake was geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf, namelijk een veroordeling tot 14 maanden gevangenisstraf wegens belastingfraude en later opnieuw onderzoek door de FIOD wegens een nieuwe verdenking van belastingfraude. Verzekeraar weigerde uitkering vanwege de verzwijging van het strafrechtelijk verleden. Verzekerde vond dat de verzekeraar geen beroep mocht doen op verzwijging van het strafrechtelijk verleden omdat de vraag naar strafrechtelijk verleden niet voldoet aan de eisen van de wet omdat de vraag niet was gesteld in ‘niet voor misverstand vatbare termen’.

Niet vatbaar voor redelijke twijfel

De Hoge Raad overweegt dat de eis van een vraag ‘in niet voor misverstand vatbare termen’ de verzekeringnemer die als gevolg van een onduidelijke of ruime vraag te goeder trouw een feit omtrent zijn strafrechtelijk verleden onvermeld laat, heeft willen beschermen tegen een beroep op verzwijging. Bij de beoordeling of de verzekeraar een vraag naar het strafrechtelijk verleden heeft gesteld ‘in niet voor misverstand vatbare termen’ komt het erop aan of voor de verzekeringnemer niet voor redelijke twijfel vatbaar was dat de verzekeraar een bepaald feit wenste te vernemen. De Hoge Raad oordeelde dat uit de algemene vraag zoals de verzekeraar die had gesteld voor de verzekeringnemer duidelijk had moeten zijn dat de verzekeraar had willen weten van de veroordeling voor belastingfraude en de latere verdenking van nog een nieuwe belastingfraude.

Conclusie

De Hoge Raad heeft met zijn uitspraak de koers niet gewijzigd, maar alleen geoordeeld dat in dit concrete geval duidelijk was dat dit strafrechtelijk verleden gemeld moest worden. Het is goed denkbaar dat deze afweging anders zou zijn uitgevallen bij veel andere feiten omtrent het strafrechtelijk verleden dan belastingfraude. Wordt u geconfronteerd met een beroep van een verzekeraar op verzwijging van een strafrechtelijk verleden, dan is het raadzaam u te laten adviseren door een advocaat verzekeringsrecht over de mogelijkheden om de weigering van de verzekeraar om uit te keren te kunnen aanvechten.

 

Bronnen